Schrijfster Tineke Verdoes, 2014
Een kind dat in beelden denkt, ziet plaatjes in zijn hoofd en leert het liefst door te doen, te ervaren en te kijken. Deze kinderen hebben tijd nodig om bij het plaatje een woord te vinden.
Samenvatting
Bij de meeste kinderen die ouder worden verandert het denken, ze gaan steeds meer in taal denken. Het kind wordt een taaldenker. Bij een groot aantal kinderen gaat het anders. Ze blijven eerst denken in beelden en zoeken dan de taal erbij. We noemen ze beelddenkers.
In het huidige onderwijs wordt vooral een beroep gedaan op de linkerhersenhelft en dit is over het algemeen de zwakkere kant van een beelddenker. Om beide type kinderen tot hun recht te laten komen is het van belang dat leerkrachten hun onderwijs aan kunnen passen.
Dit boek, geschreven door Tineke Verdoes, biedt uitleg, tips en opdrachten voor leerkrachten en ouders van kinderen in de kleuterklas en groep 3. Tineke geeft in dit boek veel praktische voorbeelden hoe je beelddenkers kunt ondersteunen thuis en in de klas. Ze put hierbij uit haar jarenlange ervaring als juf in de onderbouw.
Kun je beelddenken al vaststellen op jonge leeftijd?
Op jonge leeftijd kan je eigenlijk nog niet spreken van beelddenken, omdat het kind tot 10 jaar nog volop in ontwikkeling is. Eigenlijk denken alle jonge kinderen in beelden. Als je ze iets vertelt maken ze veelal plaatjes in hun hoofd. Vanaf groep 3 leren kinderen, ook door het talige onderwijssysteem hun linkerhersenhelft steeds meer gebruiken. Ze maken steeds meer de overgang van beeld-naar taaldenken. Sommige kinderen houden de voorkeur voor het denken in beelden. Ook al kun je op jonge leeftijd nog niet echt spreken van beelddenken, je kunt wel beelddenkkenmerken signaleren bij deze kinderen. Tineke spreekt in haar boek van risicoleerlingen. Deze kinderen lopen risico omdat het onderwijssysteem, zowel de leerstof als de manier van lesgeven, niet aansluit bij de manier van leren van deze kinderen.
Visueel ruimtelijke manier van informatieverwerking
20 % van de kinderen in de basisschoolleeftijd is een beelddenker. Beelddenken is niet alleen denken in plaatjes. Het is driedimensionaal, ruimtelijk denken. Het is associatief. Een beelddenker ervaart elke waarneming als een totaalbeleving. het beeld is verbonden met geur, smaak, voelen. Tineke illustreert dit in haar boek als volgt:
'Als ik aan Larinda (6 jaar) vraag wat er in haar hoofd gebeurt als ik het woord appel zeg, ontstaat ( met veel doorvragen) het volgend gesprek:
Ik: 'Wat gebeurt er in je hoofd als ik het woord appel zeg?'
Zij: (eerst is het een paar seconde stil en schieten haar ogen naar boven, alsof ze een plaatje zoekt) 'Dan heb ik honger.'
Ik: 'Hoe komt dat dan?'
Zij: ( eerst stil). 'Dat komt door mijn maag.'
Ik: 'Waar moet je in je hoofd aan denken, als je aan het woord appel denkt?'
Zij: (eerst stil) 'Aan wormen'.
Ik: 'Wormen?' Waarom aan wormen?'
Zij: 'Die kruipen vaak in appels.'
Hoe herken je beelddenkers in de klas?
Tineke geeft een uitgebreide signaleringslijst in haar boek, hieronder noem slechts een aantal herkenningspunten:
- Het zijn de dromers in de klas
- Het zijn de kinderen met veel fantasie
- Ze gebruiken al hun zintuigen bij het verwerken van informatie
- Ze zijn snel afgeleid
- Het zijn snelle denkers, leggen veel verbanden
- Ze komen met creatieve oplossingen voor problemen
- Ze hebben moeite met tijd
- Ze kunnen opgaan in hun spel
- Ze hebben moeite met de volgorde van dingen
- Ze struikelen over hun woorden,springen van de hak op de tak
- Ze hebben een zwakke fijne motoriek
Belevend leren
In haar boek geeft Tineke veel praktische voorbeelden en tips om deze kinderen te helpen. Je kunt als leerkracht gebruik maken van de sterke kant van beelddenkers. Deze kinderen leren makkelijker door te doen, te ervaren.
Rekenregels en taalregels zijn vaak te abstract. Tineke legt in haar boek uit, hoe je kinderen die in beelden denken kunt leren rekenen. In de kleuterklas leren kinderen veel spelenderwijs. Dit kan je thuis ook doen. Hoeveel boontjes heb je op je bord? En als ik er nog 2 bij leg hoeveel heb je er dan? In groep 3 leren kinderen automatiseren tot 20. Door hier een spel van te maken en het kind een concrete situatie te laten ervaren, help je het kind de stap te laten maken van concreet naar abstract. Tineke geeft het voorbeeld van een buschauffeur, die bij de eerste bushalte eerst 5 kinderen ophaalt en bij de tweede bushalte 3. Kinderen maken als het ware een filmpje in hun hoofd van deze situatie en hieruit vloeit het abstract voorstellen en het formele rekenen 5+3.
Ook geeft ze aan dat voor een optimaal leereffect het belangrijk is, dat alle zintuigen worden gebruikt bij het leren van de letters. Dus hoe ziet de letter S eruit? Hoe klinkt de letter S? Hoe voelt de letter S (het kleien van de letter). Leren met het hele lichaam ( loop de S door de ruimte).
Structuur, biedt kaders en maak de lesstof concreet
Kinderen
die in beelden denken hebben een eigen manier van informatie sorteren. Het is
belangrijk dat deze kinderen eerst het ‘eindresultaat zien’. Anders wordt de
lesstof in een verkeerd vakje opgeslagen.
Eigenlijk
bied je een kapstok, een raamwerk. Als je in de klas bijvoorbeeld het thema de boerderij gaat behandelen, geef dan aan,
dat je de komende weken de dieren van de boerderij gaat bespreken. Schets dan
een beeld van de boerderij en laat zien welke dieren er op de boerderij leven.
Bespreek vervolgens per les een dier van de boerderij.
Kinderen
die in beelden denken zien iets voor zich en hebben een beeld dat ze het direct
kunnen. Na één les rekenen kun je
rekenen. Wanneer het dan na één keer minder goed lukt dan ze dachten, kan het
zijn dat ze teleurgesteld zijn of er kan faalangst ontstaan.
Bij
mij in de praktijk waren een aantal jonge kinderen, die moeite hadden met leren
fietsen en leren zwemmen. Deze kinderen willen niet oefenen, maar het meteen
kunnen. Ze zien helemaal voor zich dat ze het al kunnen. Alleen vergeten ze
welke stapjes je moet zetten om het te leren. Tineke geeft in haar boek ouders
een handige tip, door bijvoorbeeld te vragen aan je kind: ‘ Weet je nog hoe je
hebt leren lopen? Nee, wat gek.. toch kun je het nu zonder erbij na te
denken. In het begin ben je heel veel gevallen en heb je veel geoefend. Een
foto of filmpje laten zien van je kind dat leerde lopen, maakt het nog
concreter.
Ervaring uit mijn praktijk
In
mijn praktijk werk ik met hoogsensitieve kinderen. Kinderen die in beelden
denken zijn vaak sensitief. Dit is een rechterhersenhelft kwaliteit, die bij
beelddenkers zo goed ontwikkeld is. Ze volgen bij mij de “Ik ben Oké! cursus.
Een cognitieve training, waarbij kinderen leren om hun gevoelens te herkennen
en er makkelijker over te praten. Ook leren ze wat je kunt doen als je
overprikkeld bent en leren ze luisteren naar de signalen van hun lichaam. Dit
doen we aan de hand van de stressladder, de zintuigenboom. die kinderen gaan
knutselen. Door het lezen van een verhaal, het knutselen en oefenen in de les,
krijgt de informatie vorm en betekenis. Aan het eind van de cursus vraag ik de
kinderen wat ze allemaal geleerd hebben?
Voor een beelddenkend sensitief kind is deze vraag veel te ruim. Standaard krijg
ik soms als antwoord: ‘dat weet ik niet’.
Ik
besloot mede naar aanleiding van het lezen van het boek ‘de Jonge Beelddenker’,
mijn vraag wat meer te verduidelijken door een concreet voorbeeld noemen, dat het kind me zelf tijdens een van de lessen had
verteld. Zo had een van de kinderen op
de eerste schooldag tegen haar moeder gezegd: ‘ toen het druk werd in de klas
deed ik even de zintuigenboom’. ‘Oh ja’, zei ze, ik heb geleerd dat ik me weer
oké kan voelen als ik de opslagkamertjes van mijn zintuigen even opruim.’ Ook heb samen met een jongen een succestoren
gebouwd van alles dat hij had geleerd in de cursus. We maakten een foto van de
toren en die ging mee naar huis.
Tot slot
Dit
boek is een echte aanrader voor leerkrachten en ouders van beelddenkende
kinderen. Een waardevol boek onmisbaar
op iedere basisschool en in mijn eigen praktijk.